afspiegelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afspiegelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfspiɣələ(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • af·spie·ge·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afspiegelen
spiegelde af
afgespiegeld
zwak -d volledig

Werkwoord

afspiegelen [1]

  1. overgankelijk doen voorkomen
  2. wederkerend zich ~: weerkaatst worden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afspiegelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.