sportpark

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sportpark    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sport·park
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportpark sportparken
verkleinwoord sportparkje sportparkjes

Zelfstandig naamwoord

hetsportparko

  1. (sport), geheel van terreinen, gebouwen en voorzieningen voor verschillende takken van sport, sportcomplex
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord sportpark staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.