spraakleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spraakleer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • spraak·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spraakleer spraakleren
verkleinwoord spraakleertje spraakleertjes

Zelfstandig naamwoord

despraakleerv/m

  1. een stelsel van regelmatigheden die optreden in een taal
    • Kinderen leren een taal zonder zich bewust te zijn van enige spraakleer. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spraakleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.