spuug

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spuug    (hulp, bestand)
  • IPA: /spyx/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • spuug
Woordherkomst en -opbouw
  • zn: naamwoord van handeling van  spugen ww  zonder achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘speeksel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1717 [1] [2]
  • ww:  spugen ww  zonder de uitgang -en
enkelvoud meervoud
naamwoord spuug -
verkleinwoord spuugje spuugjes

Zelfstandig naamwoord

hetspuugo

  1. vocht dat in de mond vloeit uit de speekselklieren
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
spugen

spuug

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spugen
    • Ik spuug. 
  2. gebiedende wijs van spugen
    • Spuug! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spugen
    • Spuug je? 

Gangbaarheid

  • Het woord spuug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.