spuwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spuwen    (hulp, bestand)
  • IPA: /'spyʋə(n)/
Woordafbreking
  • spu·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘door de mond uitwerpen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
spuwen
/'spyʋə(n)/
spuwde
/'spyʋdə/
gespuwd
/ɣə'spyʋt/
zwak -d volledig

Werkwoord

spuwen [3]

  1. inergatief (formeel) speeksel met vaart buiten de mond doen komen
    • Hij spuwde op de grond van minachting. 
  2. overgankelijk water of ander materiaal met vaart naar buiten doen komen
    • De geiser laat dagelijks veel water naar buiten spuwen. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Iemand op zijn vestje spuwen
een standje geven en ongenoegen over iemand uiten
  • Zijn gal spuwen
iets afkeuren en dat duidelijk laten merken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.