stinkstad

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stinkstad    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stink·stad
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stinkstad stinksteden
verkleinwoord stinkstadje stinkstadjes

Zelfstandig naamwoord

destinkstadv/m

  1. een smerige stad
    • Ik ben nog wel Beruchte Nederlander geworden in Belgikistan, toen ik live geïnterviewd werd in het Nederlandstalige nieuwsbulletin van de stinkstad Brussel. [1] 
    • Ze gaan door het speelgoedleven als Koos Knoflook, Simon Schimmelkaas, Barry Broccoli en Bert Bloemkool: de vegetariërs van Stinkstad. De Nederlandse Vegetariërsbond (NVB) wil dat speelgoedketen Intertoys, die deze zogenoemde Stinkers op de markt bracht, stopt met de verkoop van de verzamelpoppetjes. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'stinkstad' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. HP de Tijd ARTHUR VAN AMERONGEN 9 NOV 2018 Don Arturo: Ook u kunt BN’ er worden! Bel mij!
  2. Reformatorisch Dagblad 22-04-2004 Vegetariërs hekelen Intertoys–Stinker ’Koos Knoflook’
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.