stopcontact
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stopcontact (hulp, bestand)
Woordafbreking
- stop·con·tact
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van stop ww en contact [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stopcontact | stopcontacten |
verkleinwoord | stopcontactje | stopcontactjes |
Zelfstandig naamwoord
het stopcontact o
- (elektrotechniek) inrichting waardoor men d.m.v. het insteken van een stekker elektrisch verbinding met het lichtnet maakt
- ▸ Ik haalde mijn MacBook uit zijn etui en legde hem rechts op het bureaublad. Ik sloot de netwerkvoeding [sic!] aan op het stopcontact.[2]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord stopcontact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stopcontact" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), ISBN 978-90-295-2622-7, p. 19
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.