stormband
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stormband (hulp, bestand)
Woordafbreking
- storm·band
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van storm zn en band zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stormband | stormbanden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de stormband m [1]
- band aan een pet of hoed waarmee deze onder de kin kan worden vastgehouden
- ▸ Een jongen in het blauw, met gele koorden voor zijn buis, gelijk de 'Gele Rijders' uit Amersfoort hebben en een klutje met losse stormband schuin op zijn kokosvette kop, nam ze aan om ze te laten boteren en suikeren.[2]
- ijzeren band om de standaard van een molen
Synoniemen
- [1] kinband
Gangbaarheid
- Het woord stormband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.