strohut

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  strohut    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stro·hut
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strohut strohutten
verkleinwoord strohutje strohutjes

Zelfstandig naamwoord

destrohutv/m

  1. een (tijdelijk, armoedig) optrekje waar stro als een van de bouwmaterialen is gebruikt
    • Voor de kinderen is er van alles en nog wat te doen: spelen in de strohut of de speeltuin, hutten bouwen in het bos, mee op de trekker, ponyrijden, helpen in de moestuin, aardappels rooien op het land of pannenkoeken bakken.[2] 
    • De vloedgolf die op de aardbeving volgde, zou vooral de strohutten in de buurt van het strand vernield hebben.[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord strohut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.