struweel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  struweel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stru·weel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘struikgewas’ voor het eerst aangetroffen in 1450 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord struweel struwelen
verkleinwoord struweeltje struweeltjes

Zelfstandig naamwoord

hetstruweelo

  1. (plantkunde) (formeel) struikgewas (van 1 tot 5 meter hoog)
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord struweel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.