substantief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  substantief    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sub·stan·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zelfstandig naamwoord’ voor het eerst aangetroffen in 1576 [1]
  • afgeleid van substantie of het Latijnse stārestaanmet het voorvoegsel sub- met het achtervoegsel -ief [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord substantief substantieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetsubstantiefo

  1. zelfstandig naamwoord
    • De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) verkiest de term substantief boven "zelfstandig naamwoord". 
Vertalingen
stellend
onverbogen substantief
verbogen substantieve

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

substantief

  1. zelfstandig, een substantie zijnde
  2. (taalkunde) zelfstandig, als een substantief
Afgeleide begrippen
  • substantiefgroepen

Gangbaarheid

  • Het woord substantief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
77 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.