summit

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  summit (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsʌmɪt/
Woordafbreking
  • sum·mit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
summit summits

Zelfstandig naamwoord

summit

  1. top, hoogtepunt
  2. (aardrijkskunde) bergtop, piek
  3. (politiek) top, topconferentie
vervoeging
onbepaalde wijs to  summit 
he/she/it  summits 
verleden tijd  summitted 
 summited 
voltooid
deelwoord
 summitted 
 summited 
onvoltooid
deelwoord
 summitting 
 summiting 
gebiedende wijs  summit 

Werkwoord

summit

  1. onovergankelijk deelnemen aan een topconferentie
  2. overgankelijk (sport) (alpinisme) bedwingen, tot de top beklimmen (van een berg)

Gangbaarheid

100 %van de Amerikanen;
100 %van de Britten.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 18 februari 2020 “Measures of word prevalence for 61,800 English words” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.