surveilleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  surveilleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌsʏrvɛ'jerə(n)/, /ˌsyrvɛ'jerə(n)/
Woordafbreking
  • sur·veil·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toezicht houden’ voor het eerst aangetroffen in 1810 [1]
  • afgeleid van het Franse surveiller (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
surveilleren
surveilleerde
gesurveilleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

surveilleren

  1. inergatief toezicht houden
    • Ik moest surveilleren bij het eindexamen. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord surveilleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.