suur

Afrikaans

Uitspraak
  • geluid 
enkelvoud meervoud
naamwoord suur sure

Zelfstandig naamwoord

suur

  1. (scheikunde) zuur; zure vloeistof
stellend attributief
suursuur

Bijvoeglijk naamwoord

suur

  1. zuur
    «'n Suur smaak.»
    Een zure smaak.

Estisch

Bijvoeglijk naamwoord

suur

  1. groot
    «Minu maja on suur
    Mijn huis is groot.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.