taalgebonden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  taalgebonden    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • taal·ge·bon·den
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen taalgebondentaalgebondenertaalgebondenst
verbogen taalgebondenste
partitief taalgebondenstaalgebondeners-

Bijvoeglijk naamwoord

taalgebonden

  1. van iets dat het een noodzakelijk verband heeft met taal
     Want net als de Europese Commissie hebben veel Nederlandse bedrijven het Engels inmiddels tot werktaal verheven. „De vacatures zijn vaak niet eens specifiek taalgebonden”, constateert de Esperanto-Unie.[1]
  2. van iets dat het een noodzakelijk verband heeft met één specifieke taal
     In de luwte was ik al aan het schrijven, en hoewel iedereen mij altijd met het Frans associeert, ben ik nooit taalgebonden geweest.[2]
     In het tweetalige Brusselse Gewest worden de (persoons- en taalgebonden) gemeenschapsbevoegdheden uitgeoefend door de Franstalige Gemeenschapscommissie (Cocof), de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC).[3]
Antoniemen
  • niet-taalgebonden

Gangbaarheid

  • Het woord taalgebonden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “„Engels te vaak eis voor baan”” (22-10-2002), Reformatorisch Dagblad
  2. Weblink bron “Metamorfose van een diva” (15/01/2010), HP de Tijd
  3. Weblink bron
    kdr
    “Eentalig in Brussel” (24/04/2019), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.