tabulator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tabulator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ta·bu·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mechanisme aan schrijfmachine dat kolommen doet verspringen’ voor het eerst aangetroffen in 1913 [1]
  • Naamwoord van handeling van tabuleren met het achtervoegsel -ator [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tabulator tabulatoren
tabulators
verkleinwoord tabulatortje tabulatortjes

Zelfstandig naamwoord

detabulatorm [3]

  1. voorziening om te tabuleren (b.v. aan een schrijfmachine: die de wagen over een afgestelde kolombreedte doet verspringen)

Gangbaarheid

  • Het woord tabulator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
59 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.