tafzijde

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tafzijde    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • taf·zij·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tafzijde tafzijdes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detafzijdev/m

  1. (textielindustrie) een zijden of kunstzijden weefsel in effenbinding
     Stik de linten vast. Stik de op de roze tafzijde geregen linten en de fluwelen linten vlak langs beide randen door. Stik de andere alleen langs de bovenrand, zodat ze aan één kant los blijven.[2]
     2001: Robe van zwarte tafzijde, gecombineerd met zwart kant op een geel fond en een hoed met veren.[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord tafzijde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
63 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Ellen van de Beek
    “Van jeanstas met bontkraag tot mintgroene rugzak” (23-11-2007), Reformatorisch Dagblad
  3. Weblink bron “De jurken van de koningin 1980-2010” (21-09-2010), NOS
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.