taxateur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  taxateur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • taxa·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord taxateur taxateurs
verkleinwoord taxateurtje taxateurtjes

Zelfstandig naamwoord

detaxateurm

  1. (beroep) iemand die taxeert, een schatter, prijsbepaler, waardebepaler
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord taxateur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.