terminus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  terminus    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɛrminʏs/
Woordafbreking
  • ter·mi·nus
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Latijn[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord terminus termini
terminussen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

determinusm

  1. eindpunt van een trein, tram of buslijn
    • De vloer van het treinstation Chhatrapati Shivaji Terminus raakte besmeurd met bloed nadat aanvallers midden in de drukte in de aankomsthal met automatische wapens in het rond schoten. Een vooral bij buitenlanders populair restaurant, Leopold's, en een hoofdkwartier van de politie in het zuiden van de stad waren doelwit van langdurige beschietingen.[2] 
    • Vanuit uitvalsbasis Chhatrapati Shivaji Terminus in Mumbai, ook wel bekend als het drukste treinstation ter wereld, ontmoet presentatrice Anita Rani reizigers die zich opmaken voor een rit naar de andere kant van India. Ook wordt een kijkje genomen in een hyperluxe wagon die te huur is voor 600 dollar per nacht.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord terminus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Roel Lutkenhaus 27-NOVEMBER-2008
  3. Volkskrant 25 augustus 2015
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.