tersel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tersel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtɛrsəl/
Woordafbreking
  • ter·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tersel tersels
verkleinwoord terseltje terseltjes

Zelfstandig naamwoord

deterselm

  1. (dierkunde), (valkerij) mannetje van een roofvogelsoort
    • (…) de twee duide-
      Lijk jagende valken, die, zeg ik eerlijk,.
      Ons volgden van boomtop tot boomtop, altijd.
      Schreeuwend tussen beide, vrouwtje en tersel, (…)
       [3]
Synoniemen
  • tarsel
  • telsel
  • tercelet
  • tessel
  • tiercelet
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'tersel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
11 %van de Nederlanders;
14 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. tersel op website: Etymologiebank.nl
  3. Daalen, M. van
    "Hoe het opent, en doorgaat te openen" in: Nieuw Letterkundig Magazijn nr. 17 (1999); p. 38-39
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.