terugblikken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  terugblikken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • te·rug·blik·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
terugblikken
blikte terug
teruggeblikt
zwak -t volledig

Werkwoord

terugblikken [1]

  1. terugkijken

Zelfstandig naamwoord

deterugblikkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord terugblik

Gangbaarheid

  • Het woord terugblikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.