terugval

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  terugval    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • te·rug·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord terugval terugvallen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deterugvalm [2]

  1. na een aanvankelijke verbetering terugkeren naar een vroegere slechte omstandigheid
     Hoewel hij tijdens zijn verblijf in De Hunnerberg een keer een terugval heeft gehad in ‘middelengebruik’, gaat het volgens deskundigen inmiddels de goede kant op met J.: hij is bezig met de voorbereiding op resocialisatie. Volgens De Hunnerberg is een voortzetting van de behandeling echter nog wel nodig, om te voorkomen dat zijn stoornissen opnieuw tot problemen gaan leiden in de toekomst.[3]
Synoniemen

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
terugvallen

terugval

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugvallen
    • ... dat ik terugval. 

Gangbaarheid

  • Het woord terugval staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. terugval op website: Etymologiebank.nl
  3. Weblink bron
    Ferry de Goeijen
    “Jeugd-tbs verlengd na fatale steekpartij op verjaardagsfeestje in Den Ham” (10-05-2022), Tubantia
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.