thorn

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  thorn (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /θoɹn/
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
thorn thorns

Zelfstandig naamwoord

thorn

  1. (plantkunde) doorn, stekel
  2. (plantkunde) doornstruik
  3. (figuurlijk) voortdurende oorzaak van ergernis
  4. (taalkunde) benaming voor het teken Þ, dat in sommige Germaanse talen een th-klank weergeeft
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.