thuisisolatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  thuisisolatie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • thuis·iso·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord thuisisolatie thuisisolaties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dethuisisolatiev

  1. (medisch) iemand die (mogelijk) ziek is en/of een ziekteverwekker (mogelijk) bij zich draagt en zich in eigen huis afzondert van andere mensen (zowel huisgenoten als mensen buiten) om verspreiding van een ziekte te voorkomen
Verwante begrippen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.