tidur

Indonesisch

Woordafbreking
  • ti·dur

Werkwoord

tidur

  1. slapen
  2. gaan liggen, rusten
  3. seks hebben
  4. het slaan op de beduk tijdens de ramadan
Antoniemen
  • [1] terjaga
Afgeleide begrippen
  • tidur-tidur, bertidur-tiduran, meniduri, menidurkan, tertidur, tiduran, tidur-tiduran, ketiduran, seketiduran, penidur, peniduran, petiduran
  • tidur ayam, tidur kayak kebo
  • kamar tidur, obat tidur, tempat tidur

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /tid.ˈʉːr/
Woordafbreking
  • tid·ur
Woordherkomst en -opbouw
tidurs enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     tidur     tiduret     tidur     tiduren  
  genitief     tidurs     tidurets     tidurs     tidurens  

Zelfstandig naamwoord

tidur o

  1. een apparaatje dat (bijv. in de keuken) gebruikt wordt om de tijd te meten, timer, kookwekker
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.