tiend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tiend    (hulp, bestand)
  • IPA: /tint/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • tiend
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tiend tienden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

tiend m / o

  1. (religie) (joods) Bijbelse verplichting een tiende van de opbrengsten van het land aan de priesters af te staan
    • Ook alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig. [3]
  2. (religie) (christelijk) kerkbelasting, gebaseerd op de Bijbelse verpllichting
  3. (economie), (geschiedenis) belasting ter grootte van een evenredig deel van de opbrengsten, gegroeid uit de eerdere kerkbelasting
Synoniemen
Hyponiemen
  • groftiend, smaltiend
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord tiend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
29 %van de Nederlanders;
18 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.