toedoen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toedoen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • toe·doen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toedoen
deed toe
toegedaan
onregelmatig volledig

Werkwoord

toedoen

  1. overgankelijk dichtdoen, sluiten
    • Hij deed de deur toe. 
    • Ik heb geen oog toegedaan vannacht. 
enkelvoud meervoud
naamwoord toedoen -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hettoedoeno

  1. handelingen, acties
    • Door zijn toedoen belandde iemand in het ziekenhuis. 
    • Hij is niet gestorven door menselijk toedoen. 
  2. door ~ van: door de schuld van, veroorzaakt door
    • Enkele demonstranten kwamen om door toedoen van het leger. 

Gangbaarheid

  • Het woord toedoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.