toonsleutel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toonsleutel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • toon·sleu·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord toonsleutel toonsleutels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

detoonsleutelm

  1. symbool aan het begin van de notenbalk die aangeeft welke toon bij welke lijn op die notenbalk hoort
    • Draaisma: “Zo'n prent ging aan het boek vooraf als een toonsleutel aan een melodie. Ze biedt een samenvatting van wat de auteur met zijn tekst wil: ik sta in een empirische traditie, ik hanteer mechanische analogieën voor lichamelijke functies - zaken die nu in een voorwoord of flaptekst staan. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord toonsleutel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.