toosten

Niet te verwarren met: toasten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  toosten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtostə(n)/
Woordafbreking
  • toos·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  toost zn  met het achtervoegsel -en [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toosten
toostte
getoost
zwak -t volledig

Werkwoord

toosten

  1. inergatief een heildronk uitbrengen, op iets of iemand drinken
    • Zij toostten op een goede toekomst. 
     Daar neem ik ook een glas van om te toosten op Kaapverdië, alle aanstaande huwelijken, de verbroedering aller volkeren en het Leven Zelf.[2]
     Als vlotte tachtiger kwam Nico Klein nog één keer naar de krant, om op een nieuwjaarsborrel de hand te schudden van oud-collega’s én de hoofdredacteur, en te toosten op het nieuwe jaar.[3]
Synoniemen
Gelijkklinkende woorden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord toosten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Frank van Dijl
    “Kaapverdisch vakantiegevoel op de stoep in Rotterdam-West” (17 juni 2021) op nrc.nl
  3. Weblink bron
    Ward op den Brouw
    “Fronsend met de pijp tussen de kiezen” (19 juni 2020) op nrc.nl
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.