trainer-coach
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: trainer-coach (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trai·ner-coach
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trainer en coach
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trainer-coach | trainer-coaches trainers-coaches |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de trainer-coach m
- (sport) trainer die zijn ploeg ook coacht
- op maandagavond was meester Valentijn trainer-coach van het volleybalteam
Gangbaarheid
- Het woord trainer-coach staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.