tramspoor
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tramspoor (hulp, bestand)
- IPA: / ˈtrɛmspor / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- tram·spoor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tram zn en spoor zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tramspoor | tramsporen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het tramspoor o
- (wegenbouw) rails voor vervoer met kleine wagons over gewone wegen
Gangbaarheid
- Het woord tramspoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tramspoor" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.