trasbroek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trasbroek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tras·broek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trasbroek trasbroeken
verkleinwoord trasbroekje trasbroekjes

Zelfstandig naamwoord

detrasbroekv/m

  1. (verouderd) (scheldwoord) sullig, weinig flink persoon

Gangbaarheid

  • Het woord 'trasbroek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.