tref

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  tref    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tref

Werkwoord

vervoeging van
treffen

tref

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treffen
    • Ik tref. 
  2. gebiedende wijs van treffen
    • Tref! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van treffen
    • Tref je? 

Gangbaarheid

  • Het woord tref staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Welsh

enkelvoud meervoud
 tref   trefydd 

Zelfstandig naamwoord

tref v

  1. stad
  2. thuis
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.