treinbouwer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  treinbouwer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trein·bou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord treinbouwer treinbouwers
verkleinwoord treinbouwertje treinbouwertjes

Zelfstandig naamwoord

detreinbouwerm

  1. (beroep) (spoorwegen) iemand die treinen bouwt
  2. (spoorwegen) een bedrijf dat treinen bouwt

Gangbaarheid

  • Het woord 'treinbouwer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.