triller

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  triller    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • tril·ler
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘versiering in zang en muziek’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
  • Naamwoord van handeling van trillen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord triller trillers
verkleinwoord trillertje trillertjes

Zelfstandig naamwoord

detrillerm

  1. (muziek) een snelle afwisseling van twee tonen, gewoonlijk over een kleine of grote secunde
    • In barokmuziek begon een triller op de bovensecunde, later werd het gebruikelijk juist op de ondersecunde te beginnen. 
  2. (zangvogels) een zangvogel uit de familie Campephagidae  (rupsvogels)
Hyperoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
  • mannelijke vorm van trilster

Gangbaarheid

  • Het woord triller staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
76 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord triller trillers

Zelfstandig naamwoord

triller

  1. (muziek) triller
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.