trivia

Niet te verwarren met: trivium

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trivia    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈtrivija/ (3 lettergrepen)
Woordherkomst en -opbouw
  • alleen meervoud Vermoedelijk van Engels trivia, wat weer is afgeleid van Latijn trivialis. Het gelijkluidende Latijnse meervoud trivia hangt hiermee alleen indirect samen.
Woordafbreking
  • tri·via
enkelvoud meervoud
naamwoord - trivia
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detriviamv

  1. alledaagse, niet al te belangrijke zaken
Verwante begrippen
Opmerkingen
  • Het enkelvoud trivium is ook aan het Latijn ontleend, maar in een andere betekenis

Gangbaarheid

  • Het woord trivia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
90 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Engels

Uitspraak
  • Geluid:
  • IPA:
Woordafbreking
  • tri·via
enkelvoud meervoud
- - trivia

Zelfstandig naamwoord

  1. trivia

Latijn

Uitspraak
  • IPA:
Woordafbreking
  • tri·via

Zelfstandig naamwoord

trivia

  1. nominatief onzijdig meervoud van trīvium
  2. accusatief onzijdig meervoud van trīvium
  3. vocatief onzijdig meervoud van trīvium
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.