troetel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: troetel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- troe·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | troetel | troetels |
verkleinwoord | troeteltje | troeteltjes |
Zelfstandig naamwoord
Afgeleide begrippen
- troetelallochtoon, troeteldier, troetelen, troetelkind, troetelmaniak, troetelnaam, troetelschijf, troetelwoord
Werkwoord
vervoeging van |
---|
troetelen |
troetel
Gangbaarheid
- Het woord troetel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "troetel" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[6] |
Verwijzingen
- ↑ troetel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ troetel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.