troetel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  troetel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • troe·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord troetel troetels
verkleinwoord troeteltje troeteltjes

Zelfstandig naamwoord

detroetelm [4] [5]

  1. knuffel
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
troetelen

troetel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troetelen
    • Ik troetel. 
  2. gebiedende wijs van troetelen
    • Troetel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van troetelen
    • Troetel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord troetel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.