trommelaar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: trommelaar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trom·me·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trommelaar | trommelaars |
verkleinwoord | trommelaartje | trommelaartjes |
Zelfstandig naamwoord
de trommelaar m
- Iemand die een trommel bespeelt, trommelslager, tamboer
- De trommelaar was een signaalgever in het leger.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord trommelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "trommelaar" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.