troncher

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /tʁɔ̃ʃe/
Woordherkomst en -opbouw
  • [1] Afgeleid van tronche, aangetroffen sinds de jaren 1960. [1]
  • [2] Afgeleid van *tronch, Oudfrans trons stronk, houtplak”, vergelijk Frans tronçon.
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
troncher
/tʁɔ̃ʃe/
tronchais
/tʁɔ̃ʃɛ/
tronché
/pɑʁle/
eerste groep volledig

Werkwoord

troncher overgankelijk

  1. (spreektaal) nemen, naaien [2]
  2. (dialectisch) knippen met een schaar

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.