stronk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  stronk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • stronk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘boomstomp’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord stronk stronken
verkleinwoord stronkje stronkjes

Zelfstandig naamwoord

destronkm

  1. boomstronk (stobbe), onderste dikke stamdeel van een boom.
    • Paul Kruzen spuwde in zijn handen, greep de steel vast en hief de bijl boven zijn hoofd. De stronk op het hakblok spleet maar barstte niet uit elkaar. [3] 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord stronk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.