trouwer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  trouwer    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • trou·wer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord trouwer trouwers
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

detrouwerm

  1. iemand die trouwt

Bijvoeglijk naamwoord

trouwer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van trouw

Gangbaarheid

  • Het woord trouwer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
78 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.