trouwplechtigheid
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: trouwplechtigheid (hulp, bestand)
Woordafbreking
- trouw·plech·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouwen ww en plechtigheid zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwplechtigheid | trouwplechtigheden |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de trouwplechtigheid v
- de ceremonie die men voltrekt bij het aangaan van een huwelijk
- Wat Nicolette zaterdagavond zal dragen is nog niet bekend, al liet ze eerder ontvallen dat ze voor een traditioneel witte jurk gaat. Wat wel zeker is, is dat de trouwplechtigheid zal barsten van de sterren. Onder meer Marco en Leontien Borsato, John Ewbank en vriendin Kelly Weekers, Jamai Loman en Fred van Leer zijn van de partij op het kasteel.[2]
- Lothar blijft vertrouwen houden in zijn liefdestoekomst: "Ik hoop dat Anastasia mijn laatste echtgenote wordt", grijnste hij volgens Bild vlak voor de trouwplechtigheid.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord trouwplechtigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 04 jul. 2015
- ↑ de Telegraaf 18 nov. 2014
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.