uitlaten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitlaten    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·la·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitlaten
liet uit
uitgelaten
klasse 7 volledig

Werkwoord

uitlaten

  1. overgankelijk iemand ~: iemand het huis uit begeleiden
    • Laat jij de gasten even uit? 
  2. overgankelijk iets ~: een huisdier -meest een hond- naar buiten laten
    • De hond wordt altijd 's avonds nog even uitgelaten. 
     Maar er zijn ook veel verleidingen en risico’s op de werkvloer te vinden of als je de hond uitlaat.[1]
  3. wederkerend zich ~ over: een uitspraak ergens over doen
    • De bewindsman liet zich hier niet over uit. 

Zelfstandig naamwoord

deuitlatenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitlaat

Gangbaarheid

  • Het woord uitlaten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.