uitlaat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitlaat    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈœytlat/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈœʏ̯tlat/, /ˈʌʏ̯tlat/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈœːtlaːt/
Woordafbreking
  • uit·laat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitlaat uitlaten
verkleinwoord uitlaatje uitlaatjes

Zelfstandig naamwoord

deuitlaatm

  1. een opening waardoor iets als afvalproducten naar buiten kan treden (vloeistof, damp of gas)
    • De uitlaat zat verstopt. 
Synoniemen
  • uitlaatpijp
Hyponiemen
  • auto-uitlaat, gasuitlaat, hondenuitlaat, luchtuitlaat, nooduitlaat, onderwateruitlaat, sportuitlaat, stoomuitlaat, vooruitlaat
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
uitlaten

uitlaat

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
    • ... dat ik uitlaat. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
    • ... dat jij uitlaat. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlaten
    • ... dat hij uitlaat. 
     Maar er zijn ook veel verleidingen en risico’s op de werkvloer te vinden of als je de hond uitlaat.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord uitlaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.