uitlezen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitlezen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·le·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitlezen
las uit
uitgelezen
klasse 5 volledig

Werkwoord

uitlezen

  1. overgankelijk lezen tot het verhaal afgelopen is
    • Ik las het boek in één ruk uit. 
  2. overgankelijk ergens digitale gegevens uithalen
    • Op mijn slimme meter zit een knop om de data uit te lezen. 
    • Als op je dashboard een lampje begint te branden, dan kan de dealer de foutcode uitlezen en de storing verhelpen. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitlezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.