uitsmeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitsmeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·sme·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitsmeren
smeerde uit
uitgesmeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

uitsmeren [1]

  1. overgankelijk smerend uitspreiden
    • Hij deed boter op zijn brood en ging dit zorgvuldig uitsmeren 
  2. overgankelijk (politiek) verdelen
    • Op begrotingsvlak is het voorgestelde uitsmeren over drie maanden, aan het eind van het jaar, eveneens zeer belangrijk 
Afgeleide begrippen
  • uitsmering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitsmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.