uitsparen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitsparen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • uit·spa·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitsparen
spaarde uit
uitgespaard
zwak -d volledig

Werkwoord

uitsparen

  1. besparen
  2. openlaten
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitsparen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.