uitvaart

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  uitvaart    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈœytfart/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • uit·vaart
Woordherkomst en -opbouw
  • erfwoord via Middelnederlands utevaert / utevart van Oudnederlands utfarth, in de betekenis van ‘weggaan, vertrek; uitgang’ aangetroffen vanaf 901, in die van ‘begrafenis’ vanaf 1276 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord uitvaart uitvaarten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deuitvaartv/m

  1. teraardebestelling of crematie van een overledene
     Almelo maakt zich op voor de uitvaart van Adolph graaf van Rechteren Limpurg. De op 88-jarige leeftijd overleden Heer van Almelo wordt morgen bijgezet in de grafkelder van de familie aan de Gravenallee. Het verkeer op de Van Rechteren Limpurgsingel wordt daarvoor stilgelegd.[5]
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
uitvaren

uitvaart

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvaren
    • ... dat jij uitvaart. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitvaren
    • ... dat hij uitvaart. 

Gangbaarheid

  • Het woord uitvaart staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.