unanimiteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  unanimiteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • una·ni·mi·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eenstemmigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • Afgeleid van unaniem met het achtervoegsel -iteit
enkelvoud meervoud
naamwoord unanimiteit unanimiteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deunanimiteitv

  1. eenstemmigheid
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord unanimiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.