usurpator

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  usurpator    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • usur·pa·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord usurpator usurpatoren
usurpators
verkleinwoord usurpatortje usurpatortjes

Zelfstandig naamwoord

deusurpatorm

  1. iemand die usurpeert, een onrechtmatig bezitnemer
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord usurpator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
26 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.